
Spreekwoorden: (1914)
Een slag slaan in (of naar) ietsd.w.z. iets op den gis ramen; eig. in het wilde, in het honderd naar iets slaan, lukraak; mnl. den blinden slach slaen. Zie n<sup>o<-sup>. 2054 en vgl. Winschooten, 257: Slaat 'er een slag in: doet het bij de gis; Halma, 582: Wij moeten 'er eenen slag in s...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Een slag slaan in (of naar) ietsd.w.z. iets op den gis ramen; eig. in het wilde, in het honderd naar iets slaan, lukraak; mnl. den blinden slach slaen. Zie n<sup>o<-sup>. 2054 en vgl. Winschooten, 257: Slaat 'er een slag in: doet het bij de gis; Halma, 582: Wij moeten 'er eenen slag in s...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
[Bargoens, boeventaal] gebruik maken van de gelegenheid om iets te doen, b.v. stelen.
Gevonden op
https://www.gutenberg.org/cache/epub/28715/pg28715-images.html
[Bargoens, boeventaal] gebruik maken van de gelegenheid om iets te doen, b.v. stelen.
Gevonden op
https://www.gutenberg.org/cache/epub/28715/pg28715-images.html
Geen exacte overeenkomst gevonden.